Sterrenbeeld Kreeft, element Water
En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzo. En God noemde het uitspansel hemel.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.
De Goddelijke drie-éénheid of triniteit betreft het resultaat van iets dat gepolariseerd is en het mogelijke product van deze polarisatie. Osiris, Isis, Horus of Brahma, Vishnu, Shiva of Zeus, Leto, Appolon of mannelijk (positief), vrouwelijk (negatief), kind (neutraal) zijn voorbeelden van tot drie-éénheid leidende polariteit. Het derde aspect van triniteit is altijd het geschapen of ontstane resultaat van het samensmelten van de beide uitersten. De drievoudig geopenbaarde éénheid blijft altijd de kern van de zaak en verwijst als zodanig steeds naar non-dualiteit in de zin van verdeeld zijn in éénheid. De Goddelijke drie-éénheid betreft ook altijd de voor de schepping essentiële drie aggregatietoestanden van bewustzijn; geest (manifest bewustzijn, hoger zelf), ziel (energie of geconditioneerd bewustzijn, lager zelf) en lichaam (materie, geconditioneerde energie, onderbewustzijn). Manifest bewustzijn is binair gepolariseerd, energie hexadecimaal en materie is 12/20 gepolariseerd en
vierdelig gemanifesteerd (elementen aarde, water, lucht en vuur)
waardoor God zichzelf oneindig gevarieerd kan ervaren.

De drie bewustzijnstoestanden manifesteren zich in de volgende chakra’s:
7e Brahma-randhra-chakra ook kruin-chakra of hoger bewustzijn.
4e Anahata-chakra ook hart-chakra of lager bewustzijn.
3e Manipura-chakra ook zonnevlecht-chakra of onderbewustzijn.

Mannelijk (scheppend)
Hoger zelfbewustzijn
Geest
Bewustzijn
God
Waarnemen
Brahma
Saraswati
Chnoem
Osiris
Amon-Ra
Zeus
Vader
Brahma-randhra
Kruin-chakra
Tetraëder (dubbel)
Parallel waarnemen
Vrouwelijk (behoudend)
Lager zelfbewustzijn
Ziel
Energie
Lucifer
Golf
Vishnu
Lakshmi
Satet
Isis
Moet
Leto
Heilige geest
Anahata
Hart-chakra
Octaëder / Hexaëder
Element vuur en lucht
Neutraal (vernietigend)
Onderbewustzijn
Lichaam
Materie
Ahriman
Deeltje
Shiva
Parvati
Anoekis
Horus
Chons
Appolon
Zoon
Manipura
Zonnevlecht-chakra
Dodecaëder / Icosaëder
Element water en aarde
De Kikkerkoning of IJzeren Hendrik Sprookje
Een sprookje van de gebroeders Grimm Grimm
In oude tijden, toen wensen nog hielp, leefde er een koning wiens dochters allen mooi waren; maar de jongste was zo mooi dat de zon zelf, die toch zoveel gezien heeft, zich erover verbaasde iedere keer als hij haar gezicht bescheen. Vlak bij het slot van de koning lag een groot donker bos en in dat bos bevond zich onder een oude linde een bron. Als het nu overdag heel warm was liep het koningskind het bos in en ging aan de rand van de koele bron zitten – en als zij zich verveelde nam zij een gouden bal die zij omhoog wierp en weer opving; en dat was haar liefste spel.
Nu gebeurde het op een keer dat de gouden bal van de koningsdochter niet in haar handje viel, dat zij omhoog hield, maar er naast op de grond terechtkwam en regelrecht in het water rolde. De prinses volgde hem met haar ogen, maar de bal verdween en de bron was zó diep, zó diep dat je de bodem niet zag. Toen begon zij te huilen en huilde steeds harder en zij was ontroostbaar. En toen zij daar zo zat te jammeren riep iemand haar toe: “Wat is er toch, koningsdochter, je huilt zo dat je er een steen mee zou vermurwen.” Zij keek rond om te zien waar die stem vandaan kwam; daar zag zij een kikker die zijn lelijke dikke kop uit het water stak. “Ach, ben jij het, oude watertrapper,” zei zij, “ik huil om mijn gouden bal die in de bron is gevallen.” – “Wees maar stil en huil maar niet,” antwoordde de kikker, “ik weet er wel raad op, maar wat geef je mij als ik je speelgoed weer naar boven haal?” – “Wat je maar hebben wilt, beste kikker,” zei zij, “mijn kleren, mijn parels en edelstenen en ook nog de gouden kroon die ik draag.” De kikker antwoordde: “Je kleren, je parels en edelstenen en je gouden kroon wil ik niet hebben, maar als je mij wilt liefhebben en ik je vriendje en speelkameraad mag zijn, naast je aan je tafeltje mag zitten, van je gouden bordje eten, uit je bekertje drinken en in je bedje slapen: als je mij dat belooft, dan zal ik naar de diepte afdalen en je gouden bal weer naar boven brengen.” – “Ach, ja,” zei zij, “ik beloof je alles wat je wilt, als je mij mijn bal maar weer terugbrengt.” Zij dacht echter: “Wat praat die kikker dom, die zit in ’t water bij de andere kikkers en kwaakt en de vriend van een mens kan hij toch niet zijn.”
Toen de kikker de belofte had gekregen, dook hij met zijn kop onder water, liet zich naar beneden zakken en na een tijdje kwam hij weer naar boven roeien, met de bal in zijn bek en wierp die in het gras. De koningsdochter was verheugd toen zij haar mooie speelgoed terugzag, raapte het op en snelde ermee weg. “Wacht, wacht,” riep de kikker, “neem mij mee, ik kan niet zo snel lopen als jij.” Maar wat hielp het hem of hij haar zo hard hij maar kon zijn Kwak-Kwak nariep. Zij luisterde er niet naar, holde naar huis en zij was de arme kikker die weer in zijn bron moest afdalen, al gauw vergeten.
Toen zij de volgende dag met de koning en de hele hofhouding aan tafel zat en van haar gouden bordje at, kwam daar klits-klats, klits-klats iets de marmeren trap opkruipen en toen het boven was aangeland klopte het op de deur en riep: “Doe open, prinsesje, doe open!” Zij liep naar de deur om te zien wie er buiten stond. Toen zij echter opendeed zat de kikker voor de deur. Zij wierp die haastig dicht, ging weer aan tafel zitten en was heel bang. De koning zag wel dat haar hart hevig klopte en sprak: “Mijn kind, wat is er, ben je misschien bang dat er een reus voor de deur staat, die je wil meenemen?” – “Ach, nee,” antwoordde zij, “het is geen reus maar een lelijke kikker.” – “Wat wil die kikker van je?” – “Ach, lieve vader, toen ik gisteren in het bos bij de bron zat te spelen, viel mijn gouden bal in het water, en omdat ik zo schreide heeft de kikker hem weer naar boven gehaald en omdat hij het beslist wilde, beloofde ik hem dat hij mijn vriendje kon worden, maar ik had nooit gedacht dat hij uit het water zou kunnen komen; nu staat hij daarbuiten en wil bij mij binnenkomen.” Intussen klopte de kikker voor de tweede maal en riep: “Doe open, prinsesje, Doe open! Weet je niet wat je gisteren mij hebt beloofd bij de koele bron? Doe open, prinsesje, doe open!”
Toen zei de koning: “Wat je beloofd hebt, daaraan moet je je ook houden, ga hem maar opendoen!” Zij stond op om de deur te openen en daar sprong de kikker naar binnen en volgde haar op de voet tot aan haar stoel. Daar zat hij en riep: “Til mij op.” Zij aarzelde tot de koning het tenslotte beval. Toen de kikker eenmaal op de stoel zat wilde hij op de tafel en toen hij daar zat sprak hij: “Schuif nu je gouden bordje dichter naar mij toe, zodat wij samen kunnen eten.” Dat deed zij wel, maar het was duidelijk te zien dat zij het niet leuk vond. De kikker liet het zich goed smaken, maar de prinses bleef bijna iedere hap in de keel steken. Tenslotte sprak de kikker: “Ik heb mijn buikje rond gegeten en ik ben moe; draag mij nu naar je kamertje en maak je zijden bedje op, dan gaan wij slapen.” De koningsdochter begon te huilen en was bang voor de koude kikker die zij niet durfde aanraken en die nu in haar mooie schone bedje moest slapen. Maar de koning werd toornig en sprak: “Iemand die je geholpen heeft in de nood, mag je daarna niet verachten.” Toen pakte zij hem met twee vingers op, droeg hem naar boven en smakte hem zo hard zij kon tegen de muur. “Nu kan je rusten, jij lelijke kikker.”
Maar toen hij naar beneden viel was hij geen kikker meer, maar een koningszoon met mooie vriendelijke ogen. En nu was hij zoals haar vader wilde, haar lieve metgezel en echtgenoot. Toen vertelde hij haar dat hij door een boze heks was betoverd en dat niemand hem uit de bron had kunnen verlossen dan zij alleen en morgen zouden zij samen naar zijn rijk gaan. Daarop vielen zij in slaap en de volgende ochtend toen de zon hen wekte kwam er een wagen aanrijden, bespannen met acht witte paarden die witte struisveren op het hoofd hadden en in gouden kettingen liepen en achterop stond de dienaar van de jonge koning, dat was de trouwe Hendrik. De trouwe Hendrik was zo bedroefd geweest toen zijn heer in een kikker werd veranderd, dat hij drie ijzeren banden om zijn hart had laten slaan opdat het niet van smart en droefenis zou breken. De wagen moest de jonge koning afhalen om hem naar zijn rijk te brengen. De trouwe Hendrik hielp hen beiden instappen, ging weer achterop staan en was zeer verheugd over de verlossing.
En toen zij een eind gereden hadden, hoorde de koningszoon een gekraak achter zich alsof er iets brak. Toen draaide hij zich om en riep: “Hendrik, de wagen breekt!” “Nee, Heer, het is de wagen niet, maar een ring van mijn hart, die mij steunde in mijn smart, toen u in de bron ging wonen en u als kikker moest vertonen.” Nóg een keer en nóg een keer brak er ijzer op de weg en de prins dacht steeds dat de koets brak, maar het waren de ijzeren ringen die van het hart van de trouwe Hendrik afvielen, omdat zijn heer nu bevrijd en gelukkig was.
Het verhaal achter dit sprookje!
De essentiële componenten van dit verhaal zijn: “De Koning en de Koningin, De Prinses en de Prins, De Gouden Bal, De Kikker, De Vijver met de hoge Boom en IJzeren Hendrik”. De Koning en de Koningin vertegenwoordigen de onvoorwaardelijke Goddelijke eenheid. De prinses en de Prins staan voor dualiteit of polariteit. Zij moeten de eenheid nog vinden. De Gouden Bal staat voor de vrije wil die, mits goed gebruikt, jou altijd de juiste weg wijst! De Prinses speelt onverantwoord met haar vrije wil en verliest zodoende haar ware zelf. De Kikker vertegenwoordigt ons ego, in dit geval de betoverde Prins (ons ware zelf) die zijn juiste gedaante eerst dan kan tonen wanneer hij door vernietiging van ego bevrijd wordt. De vijver staat voor de dialectiek. Water symboliseert altijd het middels reflexie functioneren van onze zintuigen. Wij nemen de weerspiegeling, de echo van onze aandacht waar. IJzeren Hendrik staat voor ons lichaam dat ons zo trouw dient en de drie ringen betreffen de drie geketende bewustzijnsniveaus zoals aangegeven in de Pentagram tekeningen.
De Vedische drievoudige eigenschappen van éénheid!
Deze vernietigende derde is niet negatief maar verbruikt door manifestatie het potentieel. Deze derde is zelf weer viervoudig verdeeld in elementen of aggregaatstoestanden vast (aarde), vloeibaar (water), gasvormig (lucht) en
plasma (vuur) (zie viervoudige Vedische begrippen “Vier-éénheid en Elementen”).
Sattva-alambana
Dharma-alambana
Analambana
Alle spirituele en fysieke genezing vindt zijn oorsprong in de geest, net als vrede, vriendelijkheid, vergeving en liefde. De superbewuste geest is de oneindige intelligentie die het universum bestuurt en het is het collectieve bewustzijn van al het bestaan.
- Dharana – aandacht, of de praktijk van het handhaven van een enkel focuspunt
- Dhyana – meditatie of contemplatie van het spirituele, leegmaken van de geest als voorbereiding op samadhi
- Samadhi – de samensmelting van de geest of het verstand met Brahman
De drie stadia van bewustzijn die de Jiva ervaart als gevolg van Maya.
- Vishva – het wakende stadium, waarin het grove, fysieke lichaam betrokken is
- Taijasa – het droomstadium, waarin het subtiele lichaam betrokken is
- Prajna – het stadium van diepe slaap, het betrekken van het causale, gelukzaligheidslichaam
Astika kan worden gedefinieerd als zij die aanvaarden:
- Het gezag van de oude heilige geschriften, de Veda’s
- Het gezag van de Brahmaanse priesterklasse
- Een samenleving met vier traditionele sociale klassen “Varnas” (Brahmin, Kshatriyas, Vaishyas en Shudras).
“Dan Tien” betekent ruwweg “energiecentrum” of “zee van qi”, waarbij qi de levenskrachtenergie is. Het zijn gebieden van het lichaam die de focus zijn van spirituele energie. Dan tienen zijn een belangrijk concept in het Taoïsme en de Chinese geneeskunde, en komen ook voor in praktijken als qigong, reiki en krijgskunst. Beschrijvingen in de literatuur van de dan tien gaan terug tot de 3e eeuw v.Chr. Vele meditatieve, spirituele en fysieke praktijken leiden de yogi om zich te concentreren op de dan tien. Handelen op een manier die geleid wordt door de dan tien wordt geassocieerd met hogere niveaus van bewustzijn, of samadhi. Er zijn drie dan tiens in het menselijk lichaam – de onderste, de middelste en de bovenste – en ze hebben allemaal verschillende invloedssferen. Elke dan tien is ook het centrale punt voor de transmutatie van een van de energieën jing, qi en shen, ook bekend als de “drie schatten”.
- Onderste – deze bevindt zich twee centimeter onder de navel. Het is de bron van jing, essentiële energie
die het fysieke lichaam creëert en ons in staat stelt qi en shen te maken en te gebruiken. - Midden – dit bevindt zich in het hart. De energie ervan is qi, die wordt gecreëerd uit voedsel en lucht
en betrekking heeft op onze gedachten en gevoelens. - Bovenste – dit bevindt zich net boven de wenkbrauwen en is het centrum van shen,
dat te maken heeft met de geest of het bewustzijn.
“Dosha’s” of “gebreken” van de geest, waarvan wordt gezegd dat ze spirituele vooruitgang in de weg staan.
- Mala (onzuiverheid)
- Vikshepa (‘woelen’ of onrust in de geest)
- Avarana (sluier van onwetendheid)
“Dutiya Jhana of Dhyana” is het tweede van de opeenvolgende meditatieniveaus in de boeddhistische traditie.
De yogi moet drie factoren doorwerken in dutiya jhana. Deze zijn:
- Priti (meditatieve vreugde)
- Sukha (meditatief geluk)
- Ekagrata (eenzijdige concentratie)
“Granthi of Bandha’s” betekent een moeilijke knoop om te ontknopen. De drie hoofdbandha’s zijn:
- Brahma granthi: De eerste en laagste knoop, gelegen in het gebied van de muladhara (“wortel chakra”) en svadisthana (“milt/sacraal chakra”). Het wordt ook wel de perineale knoop genoemd. Het wordt veroorzaakt door bezorgdheid over overleven, voedsel en onderdak. Het wordt ook geassocieerd met een angst voor de dood en een gebrek aan aarding of stabiliteit. Brahma granthi wordt getranscendeerd door de mula bandha (“wortelslot”).
- Vishnu granthi: Deze tweede knoop bevindt zich tussen de manipura (“navelchakra”), anahata (“hartchakra”) en visuddha (“keelchakra”). Hij wordt ook wel de navelknoop genoemd. Deze granthi wordt veroorzaakt door het vastklampen aan het ego en het bezig zijn met het zoeken naar persoonlijke macht. Er wordt gezegd dat het vastklampen aan en verzamelen van bezittingen deze granthi ook kan bestendigen. Het overstijgen van vishnu granthi vereist overgave aan liefde en het loslaten van elk verlangen naar macht. Uddiyana bandha (“opwaartse abdominale sluiting”) wordt gezegd te helpen deze knoop los te maken.
- Rudra granthi: De derde en hoogste knoop is gelegen rond de ajna (derde oog chakra) en sahasrara (kruinchakra). Het wordt ook wel de voorhoofdsknoop genoemd. Hij kan zich manifesteren wanneer we verstrikt raken in dienstbaarheid aan anderen en het doel van het overstijgen van afgescheidenheid en het ervaren van eenheid met alle wezens uit het oog verliezen. Jalandhara bandha (“kin lock”) wordt geassocieerd met het maken van deze overgang naar hoger bewustzijn en eenheid.
“Guna” Een guna is een eigenschap van de natuur, in zowel alle levende als niet-levende dingen:
- Tamas: Negatieve energie, inactiviteit, duisternis, onwetendheid en illusie.
- Rajas: Krampachtige energie, beweging, activiteit, ambitie, actie en verandering.
- Sattva: Goedheid, zuiverheid, licht, intelligentie, kennis, licht en harmonie.
“Guna Vratas” De guna vratas zijn ook bekend als de drie geloften van verdienste of de geloften van zelfdiscipline. De guna vratas worden als volgt gedefinieerd:
- Dik vrata – een gelofte om reizen te beperken en daardoor het gebied te beperken
waarin schade kan worden aangericht. - Bhoga-upbhoga vrata – gelofte van eenvoud waarbij voedsel en materiële goederen beperkt worden
tot alleen het noodzakelijke. - Anarthadanda vrata – gelofte van vroomheid die het vermijden van zinloze zonden inhoudt,
zoals zelfverwennerij en het slecht spreken over iemand.
Guru Tattva” is de guru essentie of het goddelijke principe binnenin. De drie niveaus van guru zijn:
- Siksa guru – een basisniveau van guru, zoals een yogaleraar of lokale religieuze leider
- Diksa goeroe – iemand die de student inwijdt in een sadhana (spirituele praktijk) en kennis doorgeeft
- Satguru – iemand die verlicht is en al dan niet belichaamd kan zijn
“Japa” Middel om mentale onzuiverheden te verwijderen.
- Upanshu Mantra zo zacht gemompeld dat alleen de yogi zelf kan onderscheiden wat er herhaald wordt.
- Baikhari, of vachika, dat is het hardop reciteren van een mantra.
Deze vorm van japa is de meest voorkomende en is geschikt voor zowel beginners als ervaren yogi’s. - Manasik, dat is het stille chanten van een mantra alleen in de geest.
Het is ook bekend als mentale japa en is de meest geavanceerde vorm van japa.
“Jiva-Atman” De individuele ziel of het zelf. Paramatman of atman is de universele en eeuwige Ziel is.
Het uiteindelijke doel van de jiva-atman is een van de volgende:
- Moksha – bevrijding van de cyclus van dood en wedergeboorte
- Bhakti – het verkrijgen van pure, goddelijke liefde
- Jivanmukta – Zelfkennis die bevrijding biedt terwijl men leeft
“Jnani” is iemand die die jnana-marga volgt. De Bhagavad Gita, noemt drie wegen om bevrijding te bereiken:
- Karma-marga – het pad van actie (het volgen van rituelen en plichten)
- Jnana-marga – het pad van kennis of Zelf-realisatie (meditatie, contemplatie en studie om inzicht te verwerven)
- Bhakti-marga – het pad van devotie (het tonen van pure liefde voor een persoonlijke god)
“Karma Phala” is een term in het Hindoeïsme en yoga die verwijst naar de resultaten van iemands daden.
- Prarabda karma – het resultaat van daden uit het verleden die van invloed zijn op het huidige leven
- Sanchita karma – de som van al het verzamelde karma
- Agami of Kriyamana karma – dat wat gecreëerd wordt en van invloed zal zijn op de toekomst
“Mala’s” Sluiers of beperkingen voor het bereiken van Moksha.
- Karma Mala – de sluier van hulpeloosheid van het gevoel niet genoeg te kunnen doen
of machteloos te zijn om te handelen. - Anava mala – de sluier van onwaardigheid en onvolledigheid, die leidt tot onzekerheid en droefheid. Verblind door deze mala, voelt de yogi dat hij/zij niet genoeg is – niet goed genoeg, slim genoeg, succesvol genoeg, etc.
- Mayiya mala – de sluier van afgescheidenheid en waargenomen verschil. Deze mala die zijn/haar waarneming versluiert, vergelijkt de yogi zichzelf en zijn/haar leven met anderen. Deze mala leidt tot woede en jaloezie.
“Marga” Verwijst naar het pad naar spirituele realisatie, verlossing of verlichting.
- Jnana-marga – het pad van kennis, door contemplatie en het bestuderen van spirituele teksten.
- Karma-marga – het pad van actie, waar alle religieuze en ethische plichten worden uitgevoerd.
- Bhakti-marga – het pad van devotie, wat overgave van het Zelf aan God betekent.
“Matra” is een Sanskriet term die vertaald kan worden als “meting”, “eenheid” of “hoeveelheid”. In pranayama is matra een van de manieren waarop de adem gemeten kan worden. Het is de tweede kwaliteit, kala, die kan worden gemeten door eenheden van matra.
Volgens Patanjali zijn er drie kwaliteiten van pranayama die beschreven kunnen worden:
- Desha, of “ruimte”.
- Kala, of “duur.”
- Sankhya, of “aantal rondes.”
“Nadi” Is een energie “buis”, “kanaal” of “stroom”. De drie belangrijkste nadi’s zijn:
- Ida nadi – De ida nadi, die het linkerkanaal wordt genoemd, begint in de muladhara (wortel)chakra,
stroomt naar links en weeft in en uit de chakra’s alvorens in het linkerneusgat te eindigen.
Deze nadi vertegenwoordigt mentale energie. - Pingala nadi – Ook wel het rechterkanaal genoemd, pingala nadi begint ook in het wortelchakra,
maar stroomt naar rechts, weeft in en uit de chakra’s in een spiegelbeeld van ida nadi en eindigt in het rechterneusgat. Pingala nadi is de oorsprong van prana. - Sushumna nadi – Het centrale kanaal, sushumna nadi loopt recht omhoog langs de ruggengraat en door de chakra’s van net onder de wortelchakra tot aan de sahasrara (kruinchakra).
Dit is de nadi van spiritueel bewustzijn.
“Nimitta” Sanskriet voor ‘teken’, nimitta is een karakteristieke markering die fungeert als een teken om de ervaring van diepe concentratie bij het binnengaan van een jhanische staat van meditatie te identificeren.
- Parikamma-nimitta – ook bekend als het voorbereidende teken,
dit is de perceptie van een object aan het begin van de concentratie - Uggaha-nimitta – ook bekend als het verworven teken,
waarbij de geest een milde graad van concentratie bereikt met een onvast of onduidelijk beeld - Patibhaga-nimitta – ook bekend als het tegen-teken,
waarbij een helder en statisch beeld een teken is van zuivere concentratie.
“Om Tat Sat” is een Sanskriet mantra die voorkomt in de oude Hindoe tekst, de Bhagavad Gita.
Elk van de drie klanken is een symbolische voorstelling van God:
- Om is het geluid van Brahman of de ultieme realiteit.
- Tat is de mantra van Shiva.
- Sat is de mantra van Vishnu, die ook kan worden geïnterpreteerd als waarheid.
“Paramatman” De universele of eeuwige Ziel. De andere is Jiva-atman, de individuele ziel of het zelf.
- Moksha – bevrijding van de cyclus van dood en wedergeboorte
- Bhakti – het verkrijgen van pure, goddelijke liefde
- Jivanmukta (jivamukti) – Zelfkennis die bevrijding geeft terwijl men leeft
“Prana” – “levenskracht”, “energie” en “vitaal principe”. In het energielichaam zou prana door energiekanalen stromen die nadi’s worden genoemd. In het menselijk lichaam zou prana stromen door energiekanalen die nadi’s worden genoemd. Er wordt gezegd dat er duizenden nadi’s zijn, maar de drie belangrijkste zijn:
- Ida – Ligt links van de ruggengraat. Dit is het introverte, maankanaal.
- Pingala – Ligt rechts van de ruggengraat. Dit is het extraverte, zonne-kanaal.
- Sushumna – Ligt in het midden van de ruggengraat.
Dit is het centrale kanaal, waar de energie van het kundalini ontwaken doorheen stroomt.
“Prarabdha Karma” bestaat uit de daden uit het verleden die van invloed zijn op het huidige leven.
Prarabdha karma kan niet worden veranderd, omdat het het karma is dat eerder in het leven, of in vorige levens, is gecreëerd en dat in het heden resultaten oplevert. Prarabdha karma is pas uitgeput nadat de gevolgen ervan zijn ervaren of de schulden ervan zijn betaald. Er zijn drie soorten van dit karma:
- Ichha, dat wat persoonlijk gewenst is
- Anichha, of karma zonder begeerte
- Pareccha, of karma dat het resultaat is van het verlangen van een ander
De yogi die vereniging met het Hoger Zelf heeft bereikt ervaart geen ichha prarabdha karma maar is nog steeds onderworpen aan anichha en pareccha.
“Punya” is een Sanskriet woord dat “verdienste”, “deugd” en “heilig” betekent. Punya wordt verworven door:
- Dana (geven)
- Sila (het naleven van morele voorschriften)
- Bhavana (meditatie)
“Rupa Jhana’s” Mediteren op hebben. De eerste drie Rupa Jhana’s zijn:
- Pathama Jhana (gerichte gedachten)
- Dutiya Jhana (innerlijke zekerheid)
- Tatiya Jhana (gelijkmoedigheid met plezier)
“Samaya” is een reeks boeddhistische geloften en verbintenissen die worden afgelegd wanneer men in de Vajrayana boeddhistische orde de empowerment ontvangt. Ze worden gegeven tijdens de machtigingsceremonie, abhiseka genoemd, om een relatie tussen de goeroe en de discipel in te stellen.
- Samaya van het lichaam – om respectvol te handelen ten opzichte van de godheden, boeddha’s en alle levende wezens en ook ten opzichte van het eigen lichaam. Om zichzelf altijd aan de goeroe aan te bieden.
- Samaya van de spraak – om boze of negatieve spraak te vermijden, niet af te wijken van wat de goeroe zegt en de waarheid te vertellen. Altijd toegewijd blijven aan de beoefening van mantra.
- Samaya van de geest – om slechte gedachten te vermijden, meditatie te beoefenen en op de cyclus van voltooiing te blijven.
“Sandhya Kala” – rond zonsopgang en zonsondergang en op het middaguur – de beste tijd is om te mediteren.
- Brahma muhurta sandhya (zonsopgang) wordt traditioneel door velen beschouwd als de beste tijd om te mediteren omdat de geest nog kalm is en de afleidingen van de dag nog niet zijn tussengekomen.
- Vishnu sandhya (middag) is een tijd om een pauze te nemen van de dagelijkse routine om de geest opnieuw te focussen.
- Mahesha sandhya (zonsondergang) geeft yogi’s de gelegenheid om na een drukke dag het werk te verlaten en tot rust te komen.
“Sarana-Gamana” “Drie Toevluchtsoorden” of “Drie Juwelen” als een manier om lijden te elimineren en geluk en spirituele voorspoed te brengen. In sarana-gamana, zijn de toevluchtsoorden:
- Boeddha – De aard van wat Boeddha vertegenwoordigt varieert, maar verwijst over het algemeen naar een gerespecteerde leraar en rolmodel, evenals de oude wijze, Gautama Boeddha.
- Dharma – Ook dharma heeft meerdere betekenissen, maar in de context van het boeddhisme verwijst het naar nirvana, of de ultieme staat van geluk. Dharma is de juiste manier van handelen, kennis en deugden – alles wat de weg naar het nirvana effent.
- Sangha – Dit verwijst naar een groep of gemeenschap van mensen die inzicht hebben bereikt en het nirvana hebben bereikt of dicht daarbij zijn gekomen.
“Tarka” Soort reflectieve analyse die alleen mogelijk is door naar binnen te keren en de geest tot rust te brengen. Zodra de geest kalm is, kan de yogi de werkelijkheid en het zelf beginnen te zien zoals het werkelijk is. Volgens sommige denkrichtingen wordt tarka verdeeld in drie soorten:
- Tarka, beschreven als opeenvolgend begrip dat kan veranderen
- Kutarka, dat is verkeerde logica met het doel fouten te vinden
- Vitarka, een hogere logica die gebruikt wordt om waarheid waar te nemen
“Triphala” Medicinaal kruidenpreparaat in het traditionele Indiase systeem van geneeskunde dat Ayurveda heet.
- Amalaki (Indiase kruisbes) – verlaagt het cholesterolgehalte, is rijk aan vitamine C en brengt pitta in balans
- Haritaki – een ontstekingsremmer die ook wordt gebruikt als laxeermiddel en antidiarreemiddel, en kalmeert vata
- Bibhitaki – ontgift de spieren, het vetweefsel en het bloed van het lichaam, bevordert de botvorming en brengt kapha in balans
“Tripitaka” De Tripitaka is een verzameling boeddhistische leringen die de basis vormen van de Theravada boeddhistische filosofie. De Tripitaka is georganiseerd in drie delen:
- Vinaya Pitaka (discipline mand), die gedragsregels bevat voor de gemeenschap van monniken en nonnen.
- Sutta Pitaka (mand met sutra’s of spreuken), een verzameling van de uiteenzettingen van de Boeddha en zijn discipelen. Alle belangrijke leringen van het Theravada boeddhisme staan in deze pitaka, en hij is verdeeld in vijf verzamelingen. De leer van de Boeddha over de leer, het gedrag en de meditatie zijn erin opgenomen.
- Abhidhamma Pitaka (hogere kennis, of leringen, mand), dat is een verzameling van geschriften, liederen, verhalen en poëzie die zich voornamelijk richt op filosofie en psychologie, en de boeddhistische leer uitlegt.
“Vaasi Yoga” is een vorm van yoga die zich richt op de subtiele innerlijke adem (vaasi of vasi) en de kanalen (nadi) waar energie doorheen stroomt in het ademhalingsproces. Vaasi yoga volgt de volgende stadia:
- De goeroe identificeert onevenwichtigheden tussen de nadi’s, die gestabiliseerd moeten worden
alvorens enige vorm van yoga te beoefenen. - De goeroe leert asana’s en ademhalingstechnieken om afvalstoffen, zoals slijm, urine, zweet, gas en beweging
op te ruimen. Na een tijd (meestal drie maanden), brengt deze praktijk de ademhaling onder controle. - Pas als de ademhaling onder controle is, kan de beoefenaar (een satguru genoemd) het ware Zelf realiseren,
wat het laatste stadium is.
“Vajikarana” is een van de acht takken van de Ayurvedische geneeskunde, die zich specifiek bezighoudt met de mannelijke reproductieve gezondheid en seksuele disfunctie. Drie veel voorkomende ingrediënten zijn:
- Bhanga poeder (Indiaas hennepblad) – gebruikt om vroegtijdige ejaculatie te behandelen.
- Ashwagandha wortelpoeder (winterkers) – gebruikt om het aantal en de kwaliteit van zaadcellen te verbeteren.
- Jatiphala (foelie noot) – gebruikt om de tijd en het plezier van geslachtsgemeenschap te verhogen.
“Vratas” Heilige praktijk, gewoonte, religieuze gelofte en vrome observantie.
- Anu vratas – Ook wel de “kleine geloften” genoemd – deze bestaan uit ahimsa (niet-kwetsen), satya (waarheid), asteya (niet-diefstal), brahmacharya (celibaat) en parigraha parimana (niet gehecht zijn aan wereldse bezittingen).
- Guna vratas – Bekend als de “versterkende geloften”.
- Siksa vratas – Deze omvatten de disciplinaire geloften en de gelofte van vasten.
