Vroeger was de wereld nog ongecompliceerd. Wanneer wij als kind weer eens iets wilde, kregen we steevast te horen: “Je hebt niks te willen, jouw wil staat achter de deur”. Onze woning in de Amsterdamse stadionbuurt had zeven deuren en ik kan je verzekeren dat ik goed gezocht heb, maar mijn wil was en bleef onvindbaar.
Wanneer we God en de allerhoogste heilige drie-éénheid buiten beschouwing laten dan is de mens het enige wezen op aarde dat kan beschikken over een vrije wil. Maar wat valt er te willen en hoe vrij is die wil werkelijk? Willen, is de energie die het verlangen naar iets in handelen doet overgaan, willen geeft ons verlangen kracht en vleugels.
Wij verlangen ergens naar en onze wil levert ons de benodigde energie om ons doel te realiseren. Maar zijn wij dan werkelijk vrij, kunnen wij alles wat in ons opkomt vrij willen. Theoretisch ja, maar dat vereist een vorm van bewustzijn waarover normale mensen niet beschikken, een vorm van bewustzijn die overeenkomt met waarlijk ‘verlicht’ zijn.
De vrije wil beperkt ons tot het mogen en kunnen beoordelen van gedane ervaringen en het waarderen van dat wat dit ervaren mogelijk maakt. Bovendien stelt de vrije wil ons in staat om ons met dingen en ervaringen te identificeren. Wanneer wij iets doen, dan veronderstellen wij een soort van vrijheid die, bij nader beschouwen niet bestaat.
Wij zijn ons niet bewust van de processen in ons lichaam die ons laten denken, voedsel verwerken, ademen, handelen, waarnemen, genezen, willen etc. Zelfs in de neurologie wordt geen acht geschonken aan zoiets als bewustzijn. En toch wordt waargenomen, want zonder waargenomen te worden kan niets bestaan, zelfs geen waarnemer.
Het waarnemen is onvoorwaardelijk en dus vrij, maar de waarnemer voldoet aan voorwaarden en is daardoor beperkt. Deze voorwaarden maken dat de waarnemer niet werkelijk vrij is in doen en laten. Hoe eerder een mens zich beseft dat hij of zij, door eigen toedoen, onvrij is, hoe eerder zal deze mens op zoek gaan naar ware vrijheid.
De ‘waarnemer’ is het resultaat van ons identificeren met lichaam en ervaringen terwijl wij het ‘waarnemen’ van ons lichaam en onze individuele ervaringen zijn! Wij maken gebruik van ons lichaam, wij hebben een lichaam. Wij maken allerlei ervaringen mee, wij hebben deze ervaringen. Maar dat wat we hebben, kunnen we nooit en te nimmer zijn!
De ‘waarnemer’ neemt niet waar maar is plaatsvervanger van ons ware zelf. Ons ware zelf is geen ding maar zuiver onvoorwaardelijk waarnemen, een soort werkwoord. Ons lichaam is heilig, is Gods tempel en in ons hoofd het allerheiligste, het waarnemen. De waarnemer is een zelfverzonnen gedachtebeeld, een waan waarin wij rotsvast geloven.
Zen bracht mij de ervaring van ‘het wielrennen’, ‘het waarnemen’ te zijn in plaats van ‘de wielrenner’, ‘de waarnemer’. De waarnemer was verdwenen en wat restte was puur waarnemen. Visioenen brachten mij tevens de ervaring van waarnemen van lichamelijke processen waarbij ik als het ware toeschouwer was in mijn eigen lichaam.
Beide ervaringen deden mij beseffen dat de vermeende waarnemer nooit kan beschikken over een waarlijk vrije wil. Zolang de mens gelooft, een aan verandering onderhevig en meningen debiterend ding te zijn dat zichzelf in de spiegel herkent, zolang kan van een werkelijk vrije wil geen sprake zijn, zolang staat onze wil achter een gesloten deur. Een zelfgeschapen deur die alléén geopend kan worden door inzicht.
Wij hebben ons geïdentificeerd met onze individualiteit en daarmee ons ware zelf opgesloten achter de deur van een zelfgeschapen identiteit, onze ID-entiteit of ego.
De zeven deuren van mijn ouderlijk huis boden geen soelaas, maar achter de deur van onze identiteit verschaft de vrije wil, ons ware zelf weer toegang tot het paradijs.
Zodra een mens vrijwillig ophoudt te geloven iets te willen zijn, zal, bevrijd van willen, de waarlijk vrije wil beschikbaar zijn. Wij zijn het waarnemen, vrij van willen!