Overval in de Waverstraat
Nadat de Antonie Heinsiusstraat met winst verkocht was en de verhuizing naar de Waverstraat achter de rug, brak een tijd aan van harmonie op alle fronten. Zakelijk en privé liep alles op rolletjes. Mijn tweemans Renault 4 reparatie en onderhoudsbedrijfje floreerde met Messian als eerste monteur en zo’n 400 vaste klanten.
Onze samenwerking kon niet voorbeeldiger en met z’n tweeën verzetten we tussen 08.00 en 18.00 uur in een vierdaagse werkweek, dankzij ons bijna chirurgische teamwerk, zo veel werk dat ook onze vier doordeweekse avonden altijd vrij waren. ‘s Ochtends bracht ik mijn kinderen naar school, tussen de middag kwam ik thuis warm eten en meestal was ik, na gedane arbeid, ‘s avonds om 19.00 uur al weer thuis.
In de Waverstraat hadden wij de beschikken over twee ruimten van zo’n 300 m2 per stuk, waarvan één gebruikt werd als werkplaats terwijl de andere bedoeld was voor verkoop en opslag. Deze laatste ruimte bleek in de praktijk overbodig, zodat ik op zoek ging naar iemand die dat deel over zou willen nemen. Voor de overname van mijn failliete voorganger had ik, mogelijk gemaakt door de winst op de Antonie Heinsiusstraat, 45.000 gulden betaald en nu diende zich een gegadigde aan die bereid was, het door mij gevraagde bedrag van 10.000 gulden te betalen.
Zo geschiedde en dat geld verdween in de aanschaf van iets dat op zich een heel spannend verhaal zou worden. Na een paar weken bleken die nieuwe huurders hun plannen gewijzigd te hebben en eisten onverwijld hun geld terug. Deze twee heren met het postuur van Arie Ruska namen geen genoegen met een redelijke wachttijd en kondigden aan om mijn bedrijf eens rigoureus te komen verbouwen.
De jongste van de twee kwam mij persoonlijk waarschuwen dat zijn broer onderweg was en dat zij geoefend waren in het met geweld oplossen van hun problemen. Even later arriveerde zijn broer die zich vrij ongenuanceerd uitte en onmiddellijk zijn geld opeiste, anders zou er van mijn inboedel weinig bruikbaars resteren.
Messian zat op kantoor en ik stond hen, gekleed in mijn blauwe overal, ontspannen te woord. Waar deze gelaten houding vandaan kwam, weet ik nog steeds niet. Beide heren waren een halve kop groter dan ik en twee keer zo breed. Zonder een spoor van angst en met handen in de zakken van mijn overal, was ik eigenlijk wel benieuwd hoe dat dan allemaal in z’n werk zou gaan. Garagegereedschap en hefbruggen zijn iets anders dan porseleinkasten waar deze spreekwoordelijke olifanten in konden huishouden.
Het zou allemaal anders lopen. Op een gegeven moment zei de oudste: “Ik ben niet bang voor jou, ik weet dat je een revolver in je zak hebt.” Ik heb hem in deze waan gelaten en daarna waren ze ook bereid om enig geduld te betrachten en kwamen we overeen om hun geld over een paar dagen te komen halen. Bij die gelegenheid had ik een bevriende politieagent gevraagd om aanwezig te zijn waardoor alles alsnog met een sisser afliep.
Fragment uit “Vergeten licht” ISBN 978-3-756524-25-9